Gezegend zijn zij, die beseffen dat mijn oren nu moeite moeten doen, om dingen te horen. Gezegend zijn zij, die ook willen snappen dat mijn handen soms kunnen trillen en mijn voeten niet altijd stappen.
Gezegend zijn zij, die met een opgewekte lach een praatje komen maken, op mijn oude dag. En gezegend zijn zij, die manieren weten om herinneringen terug te brengen mocht ik iets zijn vergeten.
|
|