Hij nam opnieuw zijn vork op, sloeg er mee tegen zijn bord, hield hem aan zijn oor en zong luid, met lage stem: 'Sol!' 'Soms moet je toch wel eens aan je eigen verstand twijfelen,' zei zijn vader. Hij trok zijn mond samen, zodat er een halve kring van plooien op zijn kin ontstond. 'Stellig,' zei Frits luid, 'ik ben een kleine zenuwlijder. Het begint met kleine dwangneigingen. En het eindigt met dubbeltjes tellen of nee zeggen.' Hij maakte met de rechter hand het gebaar van snel munten uittellen en schudde in korte draaiingen zijn hoofd heen en weer. 'Dan ben je een eind heen.' 'Het lijkt me niet iets om trots op te zijn,' zei zijn vader. 'Dat moet je niet zeggen,' zei Frits, 'het is geweldig in de mode.' Ze aten zwijgend verder hun soep op. Zijn moeder bracht de diepe borden naar de keuken.
|
|